« Home | OF/OF/OF » | Faverey op Vlaamse wegen » 

08 april 2006 

Een loopgraaf zonder soldaten

Iedereen kent haar intussen: op de achterflap loert ze stoer en vastberaden in de lens, Johanna Spaey, die met haar ‘uitmuntende debuutroman’ Dood van een soldaat de ene na de andere literaire prijs en loftuiting in ontvangst mocht nemen. En daar wordt bij Manteau zeker niet vies over gedaan: beide prijzen prijken met naam en toenaam op de overigens stemmig vormgegeven cover. Het moet gezegd: schrijven sinds je kan lezen en assyriologie studeren aan twee topuniversiteiten, ja, daar mag wel al wat van verwacht worden.

Spaey weet alleszins met veel overtuigingskracht het concept van de pageturner gestalte te geven. De start van het verhaal in medias res en de flitsende stijl van de eerste hoofdstukken roepen een krachtige suspense op die meermaals afwezig blijft in het commerciële bandwerk van heel wat gehypete thrillerskritzelaars. Daar wordt de lezer al mee geconfronteerd vanaf de gortdroge eerste zin van het eigenlijke verhaal: “We hebben een lijk”, gromt Guy van de Cauter, hoofdveldwachter van een klein dorpje in het Leuvense, anno 1919, die samen met het hoofdpersonage Sara Sondervorst, de dorpsarts, zich van de lastige taak kwijt de op elkaar geklemde kaken van de archetypische Brabantse kleiboer open te breken. Het slachtoffer blijkt immers de spreekwoordelijke antichrist voor deze brave werkpaarden die net de gruwelen van een oorlog over hun afgepeigerde rug hebben laten gaan. Julien De Wever was niet alleen de herkenbare lastige toogschimmel en vechtjas, een hoerenloper die bij quasi de hele vrouwelijke bevolking van de streek ‘raak schoot’, erger nog: hij was een lafhartig soldaat.

Het gaat hier om de platste clichés die je maar kan bedenken wanneer je weet dat het verhaal zich in de nadagen van de tegenwoordig erg salonfähige Grote Oorlog afspeelt. Dat mag het leesplezier echter allerminst bederven. Een kort vertragend intermezzo onderbreekt maar heel even de hortende, meesleurende staccato-stijl waarin het boek geschreven is. Hier passeert het ene na het andere personage de revue: Sara’s enigszins gedecimeerde vooroorlogse liefde Alexander, haar gasgeterroriseerde half zwakzinnige broer Maurice, een pathetisch pathologische dronkelap van een huisknecht genaamd Robert en de pettige, kwabbige vertegenwoordiging van de obligate plaatselijke dorpsadel barones Hélène. Het moet gezegd dat Spaey haar pappenheimers kent: Buysse, Walschap en Streuvels zijn niet van de wind. Na de mogelijkheden van een passionele moord en een laaghartige afrekening binnen het soldatenmilieu te hebben overwogen, komen Sara en Van de Cauter tot de vaststelling dat er meer aan de hand is dan een doordeweekse de kop ingeslagen flutvent die zich de haat van de halve mensheid op de hals haalde. En ziedaar: daar valt het ene na het andere personage uit de kast, al dan niet bewust in staat te zwijgen als een dode in zijn graf. Wat er ook van zij, feit is dat Spaey als geen ander de intrige op gang weet te houden, al is het door uit het niets opduikende personages, snelle perspectiefwisselingen van het ene korte hoofdstukje naar het andere of zinspelingen op nu eens verdoken, dan weer zich op de voorgrond afspelende deelintriges.

Dat het geheel een boeltje van jewelste wordt, mag de hedendaagse lezer allerminst afschrikken want het gaat hier om een literaire thriller. Dubbel waar voor uw geld dus: niet alleen een vlot leesbaar boek met veel puzzelplezier, maar ook nog eens een dubbele bodem, een literaire dubbele bodem. Waar die laatste dan wel blijft is me jammer genoeg bijster gebleven. Dood van een soldaat mag zich op het eerste zicht al voordoen als een thriller à la Geeraerts of Simenon door de snelle perspectiefwisselingen, de flitsende stijl, meervoudige intriges en wat dies meer zij, het vervult in elk geval niet de hooggestemde verwachtingen opgeroepen door het prijzenfestival of de nogal bombastisch aandoende motto’s gekozen uit de Britse War Poets. Alleen al waarom specifiek die citaten gekozen werden als motto voor this sad story is simpelweg niet duidelijk. Wat heeft in godsnaam Wedderburn Canaans verzuchting “you and I dreamed greatly of an Empire in those days”, te maken met een in het Vlaanderenland gecast Midsummer Murders-achtig verhaal? De suggestie dat het om een ideologie-kritische tekst zou gaan – al een mooi literair precept op zich – die inderdaad imperialistische en eventueel nationalistische, volksgebonden of cultuur-ideologische normen en waarden in vraag stelt, wordt maar magertjes tegemoetgekomen. Hier raken we nu net de kern van het probleem met Spaeys tekst: dit is geen doorwrochte literaire tekst die de mens in zijn samenleving en de mens in zijn verschillende discoursen in vraag stelt, nee, dit is niet meer dan pedante spielerei. Het ligt er allemaal zo vingerdik op. Het literarische bijt enerzijds nog net niet in de neus van de lezer en anderzijds is het een wel héél doorzichtige vlag die slechts een habbekrats aan literaire lading dekt.

Het waarom van de keuze voor Canaan naast Sassoon en Owen voor de motto’s van Dood van een soldaat, behoeft geen uitleg voor wie de achterflap van het boek en het eerste hoofdstuk na de proloog doorleest. Canaan, de schielijk vergeten verpleegster-dichteres die voor de Britse inlichtingendienst werkte in WO I en ondertussen ook nog eens ettelijke volumes poëtisch geneuzel ten berde bracht, en Sondervorst, de dappere plattelands-Juffrouw-de-dokter die een half dorp redde van de ondergang en nog volhardt in die van wierook en heiligenwater welriekende schoonheid, zijn als tweeën één. Neem daar de stoere Spaey nog bij en je hebt je Heilige Drieëenheid. Ik neem het woord archifeminisme al maar niet meer in de mond. Dit is geen kritiek meer. Dit is je reinste bevestiging van wat we allemaal zo graag horen. Je kan zo nog wel een paar bedenkingen naast elkaar plaatsen: het drakerige clichébeeld van de barones, de verplichte dorpskwezeltjes Van der Stay, noem maar op. Zo Vlaams gaat deze roman op Vlaamsche wegen. Spijtig dat de onderpastoor nog ontbreekt, anders was het plaatje helemaal compleet.

Ik heb het dan nog niet over de ergerlijk vlakke poppenkastpersonages en her en der verloren lopende verhaallijntjes, of meer nog: het willekeurige gebruik van perpectief-wisselingen en de sowieso al weinig gefunctionaliseerde situering in een Brabants plattelandsdorp vlak na de Eerste Wereldoorlog. De perspectiefwisselingen worden steeds weer overschaduwd door een alwetende Juffrouw-de-assyriologeverteller – zelfs in de flashback-proloog, -intermezzo’s en -epiloog – die het geheel netjes in bedwang houdt en alle puzzelgenot orkestreert. Laat staan dat ze vormelijk enige functie vervullen buiten het voyeuristisch ontrafelen van Sara Sondervorsts levensgeheimen door haar halve echtgenoot Alexander. De hele geschiedenis zelf had ook net zo goed kunnen plaatshebben op het eind van die andere grote oorlog. Dat dat voor Spaey blijkbaar ook gold, wordt meteen duidelijk als je het boek wat aandachtiger leest. Ik heb het dan niet alleen over het verwaarloosbare feit dat er in de Eerste Wereldoorlog geen enkele loopgraafsoldaat te bespeuren was die al van raketvuur gehoord had (dat bestond gewoonweg nog niet), maar ook over de toch wel erg vage en weinig evocerende beschrijvingen van het (na)oorlogse gebeuren rond 1918.

Zowel de perspectiefwisselingen als de historische situering houden dus weinig steek binnen het eigenlijke verhaal zelf, of het moest allemaal maar passen als uitgepieterde strepen op het armtierige vlaggetje dat literair heet. Had het nu nog om pretentieloos leesvoer gegaan, dan was er nog wat voor te zeggen. Spaey weet je immers wel enkele bladzijden te boeien. Maar niets van dat alles, want, al zeg ik het zelf, dit is pedant geliteratureluur. Wil ik puzzelen, dan grijp ik liever naar een ‘niet-literaire’ Aspe, en als het om schone Vlaamse literatuur gaat, verdoe ik mijn tijd nog liever met een aan flarden gelezen Walschap. Laat die arme soldaat rusten in vrede.

(Met oprechte dank aan Elke Brems)

Pixagogo direct photo link

Voetnoten bij glossen

  • Deze 'no log blog' plaatst zich binnen het rhème van deze tijd. Ze is gebonden op de gloeiende talige sporen die mensen achterlieten en zullen achterlaten in de zonsondergang van elk telkens herschapen avondland.

  • ...
  • ...
Info
Powered by Blogger